Grondslagen en uitgangspunten

In deze paragraaf beschrijven we de spelregels, uitgangspunten en grondslagen die we bij de opstelling van deze begroting hebben gehanteerd. We beginnen met een korte opsomming van de spelregels die zijn opgenomen in het Coalitieakkoord. Daarna beschrijven we de uitgangspunten die wij standaard hanteren bij het maken en het uitvoeren van de begroting. Als laatste vermelden we de grondslagen. Deze staan ook in de Perspectiefbrief 2015. Hier volstaan we met een korte toelichting.

Spelregels

In het Coalitieakkoord zijn een aantal spelregels opgenomen die een richtinggevende werking hebben op de handelingswijze bij inhoudelijke en financiële vraagstukken. Deze spelregels zijn hieronder verkort opgenomen.

  • Structureel sluitende begroting

De meerjarenbegroting moet structureel sluitend zijn. Het laatste van de vier jaarschijven is altijd structureel sluitend. Tekorten in voorliggende jaren worden slechts bij hoge uitzondering gedekt uit reserves of lastenverzwaringen.

  • behoedzame en reële ramingen

Bij het begroten gaan we uit van behoedzame en reële ramingen. De raming van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds voor een begrotingsjaar baseren wij op de Meicirculaire van het voorafgaande jaar.

  • Indexering

We hanteren het uitgangspunt dat de prijspeilaanpassing budgettair neutraal verloopt. De lastenuitzetting wordt “betaald” uit de prijspeilaanpassing van het gemeentefonds en het verhogen van gemeentelijke tarieven.

  • Structurele uitgaven worden structureel gedekt

Tegenover structurele uitgaven kunnen geen incidentele inkomsten of incidentele meevallers staan. Uit de post ‘Onvoorzien’ worden géén structurele uitgaven gedaan.

  • Tegenvallers binnen programma's opvangen

Tegenvallers door hogere lasten of lagere baten dienen door verlaging van lasten binnen programma’s te worden opgevangen. De inzet van hogere baten wordt integraal afgewogen binnen het college. Het college doet over de inzet daarvan voorstellen aan de raad. Als principe hanteren we dat leges kostendekkend moeten zijn.

  • Integrale afweging

De raad weegt wensen voor nieuw beleid tegen elkaar en tegen de beschikbare financiële beleidsruimte af bij de Stadsbegroting in het najaar. De Perspectiefnota in het voorjaar biedt inzicht in de ontwikkeling van de financiële beleidsruimte en in de wensen voor nieuw beleid. Besluitvorming en inpassing in de begroting vindt plaats bij de begrotingsbehandeling in het najaar.

  • Oud voor nieuw

In geval het college of de raad een voorstel doet om extra geld uit te geven op een ander moment dan bij de integrale afweging, moet solide dekking worden aangewezen. Tenzij er sprake is van externe dekking, moet in het voorstel aangegeven worden welk bestaand beleid moet worden geschrapt of verminderd.

  • Investeringen

Uitgangspunt voor het investeringsvolume is een constant kapitaallastenniveau in de exploitatie (programma’s) en de jaarlijkse toevoegingen uit de areaalontwikkeling.Vrijval in investeringen wordt niet in de exploitatiesfeer ingezet. Als een investering niet in het geplande jaar wordt gerealiseerd, worden sinds 2012 de vrijvallende kapitaallasten toegevoegd aan de saldireserve totdat deze het gewenste niveau van weerstandsvermogen heeft bereikt. Nadat dit niveau is bereikt, worden de vrijvallende kapitaallasten gestort in de Reserve Strategische Investeringen.

  • Reservepositie

De saldireserve diende tot 2013 ter dekking van de risico's en om incidentele exploitatietekorten binnen de begroting op te vangen (begrotingsrisico's). Bij het vaststellen van de Stadsrekening 2012 is besloten de Algemene Bedrijfsreserve voor risico’s in de planexploitaties te integreren met de saldireserve. Daarmee is de saldireserve de algemene buffer geworden voor alle risico’s die de gemeente loopt. Spelregels rondom risicobeheersing en weerstandsvermogen zijn opgenomen in de kadernota Risicomanagement en Weerstandsvermogen van oktober 2013.

  • Wijzigingen binnen financiële kaders

Bestemming van niet voorziene voordelen in de exploitatie gedurende het jaar (bij Voorjaarsnota en Najaarsnota) worden expliciet ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

Gezien de financiële risico’s die we lopen en onzekere toekomstige ontwikkelingen, willen we behoedzaam om blijven gaan met financiële mee- en tegenvallers. Daarom blijven wij ons inspannen om ons bestaande financiële beleid zorgvuldig na te leven en jaarlijks bij de jaarrekening een zo gunstig mogelijk financieel resultaat te behalen. Dat houdt in een kostenbewuste houding en bijbehorend gedrag.

Kapitaallasten

De kapitaallasten van de vaste activa berekenen we op basis van de boekwaarde en de restantlooptijd die eind 2013 in de jaarrekening stonden. Het rentepercentage dat we hierbij gebruiken is 4%. De rente berekenen we over de gemiddelde boekwaarde per jaar. Voor de kapitaallasten over het onderhanden werk, de restantkredieten, en de nieuwe investeringen uit het investeringsprogramma rekenen we eveneens 4% rente. De afschrijving geschiedt maandelijks op basis van de “richtlijn waardering en afschrijving activa” van november 2004, die wij in de aanloop naar de vorige begroting gewijzigd hebben vastgesteld. Activa die dateren van vóór de richtlijn behouden de afschrijvingstermijn die bij het activeren is bepaald. Overwegend wordt lineair afgeschreven. Alleen als uw Raad anders besluit, wijken we hiervan af. Voor de bepaling van de afschrijvingslasten van de onderhanden en geplande investeringen gaan we er van uit dat alle nog niet gerealiseerde investeringen uit voorgaande jaren in 2014 gerealiseerd worden.

Reserves

Verrekeningen met reserves zijn op programmaniveau in de begroting geraamd. In het overzicht saldo voor en na bestemming wordt duidelijk in welke mate de voorgenomen verrekeningen met reserves het saldo beïnvloeden.

De prognose van de stand van de reserves is gebaseerd op de stand die is bepaald in de jaarrekening 2013, rekening houdend met de toevoegingen en onttrekkingen in de begroting 2014 en 2015-2018.

Over reserves die voor de financieringsfunctie beschikbaar zijn als financieringsmiddel wordt 4 % rente berekend. Deze rente voegen we volledig toe aan de saldireserve, tenzij uw Raad daarover anders heeft beslist. Er wordt geen rente als dekking in de begroting opgenomen.

In de begroting gaan we naast de saldireserve uit van een constant niveau van € 40 miljoen aan reserves, voorzieningen en andere middelen die we kunnen gebruiken voor de financieringsfunctie.

Voorzieningen

Voorzieningen die gewaardeerd zijn tegen contante waarde worden jaarlijks met de vooraf vastgestelde rente op niveau gebracht. Over voorzieningen die voor de financieringsfunctie beschikbaar zijn als financieringsmiddel berekenen we 4 % rente.

Indexering

In de perspectiefbrief heeft uw Raad de indexeringspercentages voor 2015 vastgesteld. Deze percentages zijn gebaseerd op de cijfers in het Centraal Economisch Plan van het centraal plan bureau. In september bleek uit nieuwe cijfers van het cpb een fors lagere prijsontwikkeling dan in het voorjaar. Deze cijfers zijn opgenomen in de Macro Economische Verkenningen, het Rijk gebruikt deze cijfers als uitgangspunt van hun begroting.

Voor ons betekent de doorwerking van de lagere prijsontwikkeling in de Rijksbegroting een lagere uitkering uit het gemeentefonds in 2015. Daarom stellen wij in deze stadsbegroting een bijstelling voor op de materiële indexering. Door de bijstelling wijzigen ook de percentages voor de subsidies en de gemeentelijke tarieven. In het onderdeel financieel beeld worden de financiële effecten toegelicht.

Loonsom Materiële lasten Inflatie (CPI) Subsidies Gemeentelijke tarieven
Perspectiefbrief 2015        
1,75% 1,50% 1,00% 1,67% 1,67%
Voorstel Stadsbegroting 2015        
1,75% 0,75% 1,00% 1,42% 1,42%

Areaalontwikkeling woningen, inwoners en WOZ waarde niet-woningen

In de Perspectiefbrief 2015 hebben we een bijstelling op de verwachte areaalontwikkeling vermeld voor de woningaantallen. Ook vermeldt de brief een verwachting over de ontwikkeling van het inwoneraantal.

Deze gegevens worden onder meer gebruikt bij de raming van de OZB opbrengst en de raming van het Gemeentefonds.

Voor de woningen gaan we uit van de volgende bijstelling op de oplevering van de aantallen nieuwe woningen zoals die in de begroting 2014 is opgenomen:

 Verschil aantal nieuwe woningen per 1-1 2015 2016 2017 2018
Bestaande stad -50 -80 -130 50
Waalfront -150 -150 -100 100
Waalsprong 0 0 0 400
Totaal -200 -230 -230 550

Voor de inwoners gaan we uit van de volgende ontwikkeling

 Aantal inwoners per 1-1 2015 2016 2017 2018
Totaal 169.200 170.100 171.100 172.000

Voor de OZB niet-woningen gaan we uit van een toename van € 100 miljoen WOZ-waarde in alle jaren.