Ontwikkeling gemeentefonds
Het Rijk stelt via het Gemeentefonds middelen beschikbaar om de gemeentelijke taken uit te voeren. Via circulaires verschaft het Rijk ons informatie over de actualiteiten binnen het fonds. In deze begroting is het Gemeentefonds bijgewerkt tot en met de meicirculaire 2014. Gebruikelijk is dat wij de septembercirculaire bij de Perspectiefnota verwerken. Omdat de septembercirculaire een fors nadelig effect geeft voor 2015, hebben wij dit nadeel in het Gemeentefonds verwerkt. In het hoofdstuk financiële positie lichten wij dit toe.
Voor de jaren 2016 en volgende is er sprake van een licht voordeel. Dit verwerken we in de Perspectiefnota 2016.
Het Gemeentefonds bestaat uit drie soorten uitkeringen: de Algemene uitkering, de Decentralisatie‐uitkeringen en de Integratie-uitkeringen. De uitkeringen hebben met elkaar gemeen dat gemeenten zich voor de besteding van de middelen niet hoeven te verantwoorden bij het Rijk.
Deze uitkering is via de Financiële verhoudingswet gekoppeld aan bepaalde uitgaven in de Rijksbegroting. Stijgen die uitgaven dan stijgt de uitkering en dalen de uitgaven dan daalt de uitkering. Deze systematiek wordt de trap‐op‐trap‐af methode genoemd. Het Rijk verdeelt vervolgens de uitkering over alle Nederlandse gemeenten via een zestigtal maatstaven. Dit zijn statistische gegevens zoals aantal inwoners, bijstandsontvangers en oppervlakte land. Door vermenigvuldiging van de aantallen(q) met een bedrag per eenheid (p) wordt voor iedere gemeente de bijdrage berekend. Het surplus of het tekort aan middelen wordt via de uitkeringsfactor over alle gemeenten verdeeld. Onze uitkering wordt dus niet alleen beïnvloed door lokale veranderingen maar ook door ontwikkelingen in andere gemeenten. In onze meerjarenbegroting volgen wij de belangrijkste landelijke volume ontwikkelingen zoals die jaarlijks in de meicirculaire zijn opgenomen. Wijzigingen in bijvoorbeeld wettelijke taken of Regeringsbeleid kunnen tot verhoging of verlaging van de uitkering leiden. Deze wijzigingen worden taakmutaties genoemd. Deze taakmutaties worden door het Rijk gekoppeld aan specifieke taken.
De afgelopen jaren is het groot onderhoud van het gemeentefonds uitgevoerd. Het Rijk heeft daarbij onderzocht of de verdeling van de middelen over de gemeenten nog aansloot bij de ramingen zoals die uit de gemeentebegrotingen bleken. De uitkomsten van dit onderzoek, de herijking van de Algemene uitkering, heeft het Rijk voor het grootste deel in 2015 verwerkt in het Gemeentefonds en gaat vanaf 2016 het resterende deel verwerken.
Dit zijn uitkeringen voor specifieke onderwerpen zoals Gezond in de stad, Maatschappelijke opvang. Soms zijn de uitkeringen eenmalig of beperkt in duur. Ook kan het zijn dat niet elke gemeente ervoor in aanmerking komt, denk hierbij bijvoorbeeld aan de Veiligheidshuizen of LHBT-emancipatiebeleid. Elke DU heeft zijn eigen verdeelsystematiek. Hierboven hebben wij al gemeld dat wij voor de besteding van deze uitkeringen geen verantwoording aan het Rijk hoeven af te leggen. Wel zien wij geregeld dat er tussen de gemeenten en het Rijk outcome‐doelen worden afgesproken.
Een integratie-uitkering is vergelijkbaar met een decentralisatie-uitkering. Wel is er een aantal verschillen. Een integratie-uitkering wordt uitgekeerd aan alle gemeenten. Daarnaast staat het vast dat de integratie-uitkering op termijn wordt overgeheveld naar de algemene uitkering. Een integratie-uitkering wordt vooral gebruikt om grote herverdeeleffecten op te vangen.
In het Regeerakkoord 2012 is afgesproken dat gemeenten vanaf 2015 via nieuwe decentralisaties verantwoordelijk worden voor de onderwerpen Werk, Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdzorg.
Aan het gemeentefonds wordt daarvoor in 2015 zo’n 10,3 miljard euro toegevoegd. Voor Nijmegen betekent dit in 2015 een toevoeging van 150 miljoen. De middelen die gemeenten voor uitvoering van de gedecentraliseerde taken van het rijk krijgen voor de extra taken op het terrein van jeugdzorg, langdurige zorg en begeleiding naar werk zouden in eerste instantie in een apart sociaal deelfonds komen. Dit gaat niet door. Belangrijk bezwaar van onder meer de Algemene Rekenkamer en de VNG waren de bestedingsvoorwaarden. Het was namelijk in eerste instantie de bedoeling dat gelden uit het sociaal deelfonds alleen zouden mogen worden uitgegeven aan de nieuwe taken. Het rijk geeft gemeenten nu echter de maximale bestedingsvrijheid bij de uitvoering van de extra taken. Het geld zal vanaf 2015 voor drie jaar rechtstreeks vloeien in het gemeentefonds als integratie-uitkering en apart zichtbaar blijven op de gemeentefondsbegroting. De termijn van drie jaar is nadrukkelijk bedoeld als overgangstermijn. Het kabinet wil de middelen vanaf 2018 via de algemene uitkering verstrekken.